*

Welk gedicht heeft veel impact op je gemaakt in je jeugd?

Coen Timmer 03-10-2024 28 reacties

De 10-jarige Liva won deze week de poëziewedstrijd van de Kinderboekenweek. Deze vrijdag praten we met haar en met dichter Kees Spiering over poëzie voor jongeren. We zouden graag horen of er in jouw jeugd een gedicht is geweest dat indruk maakte. 

Is er een gedicht geweest die veel impact op je maakte in je jeugd? Misschien omdat het precies verwoordde wat je op dat moment voelde, of omdat het een wereld beschreef die voor u nog onbekend was? Of schreef je zelf gedichten als tiener? Stuur ons de voorbeelden en vertel erbij waarom je dat gedicht hebt gekozen! En als je geen bezwaar zou hebben: of we je ook even kunnen bellen voor een korte opname, zet er dan ook je telefoonnummer bij. 

Reageren kan hieronder of door te mailen naar spraakmakers@kro-ncrv.nl.

En lees hier Liva's gedicht. 

Annette Smit

03-10-24 om 14:28

het kleine gedicht wat nog steeds door mijn hoofd gaat

Oh  woensdag, woensdag

dag der dagen

smorgens nog een halve week

smiddags slechts twee dagen

Het blijft mooi en positief

Huub van Baal

03-10-24 om 14:32

Lucebert, Twee handjes
hij heeft een magnifiek tichouten handje
een tichouten handje met houtkwast
een tichouten handje met houvast
een tichouten houvast als een tichouten hutje
waarin hij zijn opgezette ticdiertjes ophangt
boven het tic tic knapperend houtvuurtje
waarbij hij ’s avonds laat nog zit te dromen
van dat andere handje dat op zo’n goede voet stond
met het machinegeweertje waarmee hij zo scherp
tic tic kon schieten
peinzend hanteert hij dan zijn ticsomber zingend zaagje
waarmee hij de tichouten nagels van het tichouten handje wat kortwiekt
en leest in de tichouten lijnen des levens
dat het niet de hoge bomen zijn die de kwaadaardigste winden vangen
maar dat dat het allermiserabelst rietje mag doen
dat als ticrietje nu eenmaal gewend is te denken
dat het er spaans tic tic tic toe moet gaan in zijn leven

 

Joop Deschamps

03-10-24 om 14:37

"Onder de uitgeholde oever van een trage watersloot zat een waterrat te kluiven aan een stukje tarwer brood"  Verder kom ik nu even niet, schiet me wel weer te binnen. Dichter ook even kwijt !

 

J.Y. Dirksen

03-10-24 om 14:56

Onverwacht en plotseling stond de prunus deze morgen weer met tak en stam verborgen in een wolk van bloeseming.

Die zo blank en smetloos zuiver straald' en met de wind bewoog, dat door mij een stille huiver van verraste vreugde vloog. 

Gerard Kool

03-10-24 om 14:56

Onthoud het verleden

Denk aan de toekomst

maar leef in het heden

 

Ook in mijn jeugd (geboren in 1946) was er veel in de wereld te doen (hoorde veel over WOll, de Drie van Breda, Holocaust;  en Palistina/Israël, de Koude Oorlog, etc.), dat zette mij in mijn tienertijd aan tot het opschrijven van bovenstaande regels.

Joop Deschamps

03-10-24 om 15:01

Lees: tarwebrood

Joop Deschamps

03-10-24 om 15:29

Lees "trage moddersloot"

Bert Van der van der Linden

03-10-24 om 15:42

J. Slauerhoff – Zeekoorts

Ik moet weer op zee gaan, een goed schip en in ’t verschiet
Een ster om op aan te sturen, anders verlang ik niet.
Het rukken van ’t wiel, ’t gekraak van het hout, het zeil er tegen,
Als de dag aanbreekt over grauwe zee, door een mist van regen.

Want de roep van de rollende branding, brekende op de kust,
Dreunt diep in het land in mijn ooren en laat mij nergens rust.
’t Is stil hier, ‘k verlang een stormdag, met witte jagende wolken
En hoogopspattend schuim en meeuwen om kronklende kolken.

Ik ben een gedoemde zwerver, waar moet ik anders heen?
Maar gelaten door den wind gaan, weg uit de stad van steen.
Geen vrouw, geen haard verwacht mij. Ik blijf ook liever zonder.
‘k Heb genoeg aan een pijp op wacht, en ’n glas in ’t vooronder

Bert Van der van der Linden

03-10-24 om 15:43

J. Slauerhoff – Zeekoorts

Ik moet weer op zee gaan, een goed schip en in ’t verschiet
Een ster om op aan te sturen, anders verlang ik niet.
Het rukken van ’t wiel, ’t gekraak van het hout, het zeil er tegen,
Als de dag aanbreekt over grauwe zee, door een mist van regen.

Want de roep van de rollende branding, brekende op de kust,
Dreunt diep in het land in mijn ooren en laat mij nergens rust.
’t Is stil hier, ‘k verlang een stormdag, met witte jagende wolken
En hoogopspattend schuim en meeuwen om kronklende kolken.

Ik ben een gedoemde zwerver, waar moet ik anders heen?
Maar gelaten door den wind gaan, weg uit de stad van steen.
Geen vrouw, geen haard verwacht mij. Ik blijf ook liever zonder.
‘k Heb genoeg aan een pijp op wacht, en ’n glas in ’t vooronder

Heleen de Groot

03-10-24 om 15:45

Dit gedicht van Neeltje Maria Min maakte enorm veel indruk op mij als onzekere, zwijgzame tiener, groet Heleen de Groot

--

mijn moeder is mijn naam vergeten,
mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
hoe moet ik mij geborgen weten?

noem mij, bevestig mijn bestaan,
laat mijn naam zijn als een keten.
noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.

voor wie ik liefheb, wil ik heten.
 

 

Hans Zegveld

03-10-24 om 16:04

Mijn grote favoriet is het  gedicht 'Het huwelijk" van Willem Elsschot. Met de befaamde regels '...want tussen droom en daad staan wetten in de weg, en praktische bezwaren'.
Ik ben opgegroeid met een rancuneuze vader en een lelijke moeder. 
Het gedicht hangt naast mijn bed en ik ben nooit getrouwd, nog altijd tot mijn grote opluchting. 

Rob van der Wulp

03-10-24 om 16:05

Ik denk dan meteen aan 'De tuinman en de dood'. Waarom? Op de HBS moest je 'bij Nederlands' - zoals je dat noemde - ieder jaar een bestaand gedicht voordragen. Omdat 't mezelf makkelijk te maken, koos ik zowel in de 1ste als in de 2de, nog een keer de 2de, de 3de en 2 maal de 4de klas voor dit werk van P.N. van Eyck, dat hier terug te lezen is. Het leverde mij uitsluitend de eerste keer een voldoende op. Elk jaar daarna kreeg ik "een 3 voor de moeite". In klas 4 hoefde ik zelf niet eens voor de klas te komen staan. De 3 werd meteen genoteerd.

Verder was ik - eigenlijk nog steeds - best wel veel met rijmelarijtjes bezig. Zo was er destijds de Rijam schoolagenda, die iedereen zo'n beetje had. Onderaan iedere pagina stond altijd een one-liner of een droge spreuk. Die dingen streepte ik direct na aanschaf van de agenda als eerste meteen door. Om ze vervolgens iedere week door mijn eigen verzinsels te vervangen. Omdat ik groot fan van Toon Hermans was, probeerde ik een beetje met die kolderieke of dubbelzinnige pen te schrijven. Totaal iets anders dus dan dat dieptrieste gedicht over die tuinman. 

Heleen de Groot

03-10-24 om 16:14

Op 21 oktober 1966 stortte in Aberfan in Wales een lawine aan mijnafval zich vanaf een heuvel op het dorp. De basisschool werd bedolven onder een gitzwarte laag modder en puin. Er kwamen 144 mensen om het leven. Onder wie 116 kinderen. 

Ik was 9 en de meester van klas 4 vroeg ons om hierover een gedicht te schrijven. Ik heb het altijd onthouden. Ook het gevoel dat ik bij het beeld van de ramp had. 

Heleen de Groot

Een hele hoge kolenberg

die daar in Engeland stond

die begon te schuiven

en zakte naar benee

.

Daaronder lag een dorpje

en daar twee scholen bij

en al het gruis van bovenaf

dat zakte naar benee

.

En op de scholen in het dorp

de kinderen in de klas

werden bedolven onder het gruis

dat kwam van bovenaf

Els Bertus - van Kempen

03-10-24 om 16:29

Het gedicht ITHAKA van Constantin Kavafis uit 1911. 

'Als je de tocht aanvaardt naar Ithaka

wens dat de weg heel lang mag zijn

vol avonturen, vol ervaringen.........etc.'

Ik heb het voorgelezen bij het afscheid van mijn oudste broer na zijn overlijden. Het is prachtig en vertelt over de reis: je existentie, bestaansrecht of zingevende werkelijkheid. De Ithaka's betekenen vrij weinig, maar zonder het bestaan van Ithaka (eiland van Odysseus in Griekenland) had je de reis niet gemaakt.

Er is altijd iets wat iemand een reden van bestaan geeft. In dit geval is de reis het bestaan en Ithaka de reden van bestaan: het is je bestemming. 

Ik heb vast ook gedichten van vroeger in mijn kast, maar dit vind ik het mooiste. Wij hebben jaren geleden gezeild tussen de Griekse eilanden en zijn langs Ithaka gevaren - een magisch moment! 

Henri Baljet

03-10-24 om 16:32

Jij                                                                             in de wei                                                               Jij                                                                              
in mei en juni                                                        Blij dat ik vrij                                                        in de klei                                                               met een sprei                                                     in de rij                                                                 met een ei                                                            en de glij                                                              van gelei                                                              Is een pij                                                               feestkledij?                                                          Jij, zij, hij, mij, wij, gij, hij, jij, mij, wij, jij, mij     En ik dan?

Herman Berkien

 

 

 

 

Els Bertus - van Kempen

03-10-24 om 16:34

p.s. Ja, ik zie ook een gedicht van Neeltje Maria Min en Slauerhof - die gedichten heb ik ook - mooi zijn ze!

Gerard Brummer

03-10-24 om 16:56

'De Zelfmoordenaar' van Piet Paaltjens. Een geweldig stuk poëzie! Met humor ook. Op de middelbare school ooit voorgedragen. Nee, niet het hele gedicht. Komt ie: 

DE ZELFMOORDENAAR

In het diepst van het woud
- 't Was al herfst en erg koud -
Liep een heer in zijn eentje te dwalen.
Och, zijn oog zag zo dof!
En zijn goed zat zo slof!
En hij tandknerste, als was hij aan 't malen.

"Ha!" dus riep hij verwoed,
"'k Heb een adder gebroed,
Neen, erger, een draak aan mijn borst hier!"
En hij sloeg op zijn jas,
En hij trapte in een plas;
't Spattend slik had zijn boordjes bemorst schier.

En meteen zocht zijn blik
Naar een eikentak, dik
Genoeg om zijn lichaam te torsen.
Daarna haalde hij een strop
Uit zijn zak, hing zich op,
En toen kon hij zich niet meer bemorsen.

Het werd stil in het woud
En wel tienmaal zo koud,
Want de wintertijd kwam. En intussen
Hing maar steeds aan zijn tak,
Op zijn dode gemak,
Die mijnheer, tot verbazing der mussen.

En de winter vlood heen,
Want de lente verscheen,
Om opnieuw voor de zomer te wijken.
Toen dan zwierf — 't was erg warm -
Er een paar arm in arm
Door het woud. Maar wat stond dát te kijken!

Want, terwijl het, zo zacht
Kozend, voortliep en dacht:
Hier onder deez' eik is 't goed vrijen,
Kwam een laars van de man,
Die daar boven hing, van
Zijn reeds lang verteerd linkerbeen glijen.

"Al mijn leven! van waar
Komt die laars?" riep het paar,
En werktuigelijk keek het naar boven.
En daar zag het met schrik
Die mijnheer, eens zo dik
En nu tot een geraamte afgekloven.

Op zijn grijnzende kop
Stond zijn hoed nog rechtop,
Maar de rand was er af. Al zijn linnen
Was gerafeld en grauw.
Door een gat in zijn mouw
Blikten mieren en wurmen en spinnen.

Zijn horloge stond stil,
En één glas van zijn bril
Was kapot en het ander beslagen.
Op de rand van een zak
Van zijn vest zat een slak,
Een erg slijmrige slak, stil te knagen.

In een wip was de lust
Om te vrijen geblust
Bij het paar. Zelfs geen woord dorst het te spreken.
't Zag van schrik zó spierwit
Als een laken, wen dit
Reeds een dag op het gras ligt te bleken.

Lily Godfroy

03-10-24 om 20:14

De gestorvene

Zeven maal om de aarde te gaan,
als het zou moeten op handen en voeten;
zeven maal, om die ene te groeten
die daar lachend te wachten zou staan.
Zeven maal om de aarde te gaan.

Zeven maal over de zeeën te gaan,
schraal in de kleren, wat zou het mij deren,
kon uit de dood ik die ene doen keren.
Zeven maal over de zeeën te gaan –
zeven maal om met zijn tweeën te staan.

Ida Gerhardt – 1966

Els Bertus - van Kempen

03-10-24 om 20:14

p.s. II Ik vond in mijn boekenkast een aantal gedichtsbundels van Slauerhof, Vasalis, Jacques Prevert, Rutger Kopland en Hans Andreus. In de loop van mijn leven heb ik ze gekocht en vaak gelezen - de laatste jaren iets minder.

Maar 'Ithaka' van Kavafis is bijzonder door de  vele herinneringen aan mijn jeugd: ik had altijd interesse in de Griekse Oudheid - niet in het minst door mijn oudste broer die mij de weg wees naar de Mythologie. Ik heb het intens tot mij genomen. In 1957 was ik met mijn jongste broer in Athene op de Acropolis - helemaal alleen!

Hoe belangrijk jeugdgedichten en verhalen zijn kan ik alleen maar bevestigen. Dus bouw herinneringen op via gedichten en boeken - het is bagage voor het leven!

 

Lily Godfroy

03-10-24 om 20:14

De gestorvene

Zeven maal om de aarde te gaan,
als het zou moeten op handen en voeten;
zeven maal, om die ene te groeten
die daar lachend te wachten zou staan.
Zeven maal om de aarde te gaan.

Zeven maal over de zeeën te gaan,
schraal in de kleren, wat zou het mij deren,
kon uit de dood ik die ene doen keren.
Zeven maal over de zeeën te gaan –
zeven maal om met zijn tweeën te staan.

Ida Gerhardt – 1966

Marianca Hummels

03-10-24 om 20:39

Uit mijn poesie-album:

schreiend ving je je leven aan

anderende juichend om je henen

zorg dat bij je henengaan

jij moogt juichen, anderen wenen

(je moeder)

Sander de Kool

03-10-24 om 21:13

Ik zoek een woord

Een heel mooi woord

Een woord dat niemand kent

Ik zoek een woord

Dat mij verteld

Dat jij de liefste bent

 

Dit stond in een dichtboekje dat ik bij de geboorte van onze dochter kreeg van mijn ex-schoonmoeder. Een gedicht dat alles zegt over wat ik voel voor ons kleine meisje, een gedicht waarvan ik hoop dat deze later voor mijn dochter ook zal gelden, 

Theo Elsendoorn

03-10-24 om 22:28

De tuinman en de dood. Was een van de eerste gedichten die indruk maakten. 
Zelf schreef ik natuurlijk pubergedichten gedreven door mijn hormonen.
voorbeeld:

Ongeloof

ik vraag je, 

Waarom is het nacht om je adem

Zie ik het licht als je je ogen sluit

wie was ik toen je me aankeek

Het doet er niet toe dat je je vergist

waarom deed je alsof je sliep

Toen je me vermoordde

Ik vergiste me nooit

Ellennette Bense

04-10-24 om 11:40

De Achtien Doden van Jan Campert. Ik ben van 1943, de oorlog lag dus nog dichtbij, ik hoorde thuis verhalen, mijn vader had in het verzet gezeten en ook uitzonderlijk veel moeite moeten doen om ons gezin, wij woonden in Amsterdam, in leven te houden.

Ik moest op school, ik was 14 jaar oud, een zelfgekozen gedicht voordragen.  Terwijl ik dat deed raakte ik zo geëmotioneerd dat ik het bijna niet kon afmaken. 

Maarten Sebastiaan Hol

04-10-24 om 12:39

De uitzending is al geweest, maar ik vind het toch belangrijk om hier nog iets op te schrijven, aangezien poëzie mijn tienerjaren heeft verrijkt. Ik kocht bijvoorbeeld in de Hoornse Boekhandel 'Ooitgedicht', een uitgave van de CPNB ten behoeve van de Jeugd. Willem van Toorn verzamelde daarin Nederlandse en buitenlandse gedichten, naar thema geordend. In mijn jeugd hield ik vooral van de poëzie van o.a. Jan Arends, Jan Hanlo, Judith herzberg, Hans Lodeizen, Neeltje Maria Min en Joost Zwagerman (MAXIMAAL!). Recenter ontdekte ik de poëzie van 'vergeten' (of door de mannelijke cririci genegeerde) dichteressen zoals Ida Gerhardt, Hannes Meinkema, Nel Noordzij en Sonja Prins. Een grote favoriet blijven echter - een heel goede bewoording van eenzaamheid - de onvergetelijke regels, en werkelijk door hemzelf bedacht en opgeschreven, van Godfried Bomans:  

Spleen

Ik zit mij voor het vensterglas
onnoemlijk te vervelen.
Ik wou dat ik twee hondjes was,
dan kon ik samen spelen.

© Godfried Bomans, 1947. 

05-10-24 om 11:02

Dat was O krinklende winklende waterding van Guido Gezelle

Mijn moeder sprak altijd op heel dragende toon de eerste regels van dat gedicht uit, als ze bijvoorbeeld stond te koken. En dat vond ik altijd heel bijzonder.

Verder kende ik niet het hele gedicht.

Het werd nog eens aangehaald tijdens de uitvaart van mijn moeder.

O krinklende winklende waterding
Met 't zwarte kabotseken aan,
Wat zien ik toch geren uw kopke flink
Al schrijven op 't waterke gaan!
Gij leeft en gij roert en gij loopt zoo snel,
Al zie 'k u noch arrem noch been;
Gij wendt en gij weet uwen weg zoo wel,
Al zie 'k u geen ooge, geen één.
Wat waart, of wat zijt, of wat zult gij zijn?
Verklaar het en zeg het mij, toe!
Wat zijt gij toch, blinkende knopke fijn,
Dat nimmer van schrijven zijt moe?
Gij loopt over 't spegelend water klaar,
En 't water niet méér en verroert
Dan of het een gladdige windtje waar,
Dat stille over 't waterke voert.
O schrijverkes, schrijverkes zegt mij dan, -
Met twintigen zijt gij en meer,
En is er geen een die 't mij zeggen kan: -
Wat schrijft en wat schrijft gij zoo zeer?
Gij schrijft, en 't en staat in het water niet,
Gij schrijft, en 't is uit en 't is weg;
Geen Christen en weet er wat dat bediedt:
Och, schrijverke, zeg het mij, zeg!
Zijn 't visselkes daar ge van schrijven moet?
Zijn 't kruidekes daar ge van schrijft?
Zijn 't keikes of bladtjes of blomkes zoet,
Of 't water, waarop dat ge drijft?
Zijn 't vogelkes, kwietlende klachtgepiep,
Of is 'et het blauwe gewelf,
Dat onder en boven u blinkt, zoo diep,
Of is het u, schrijverken, zelf?
En 't krinklende winklende waterding,
Met 't zwarte kapoteken aan,
Het stelde en het rechtte zijne oorkes flink,
En 't bleef daar een stondeke staan:
‘Wij schrijven.’ zoo sprak het, ‘al krinklen af
Het gene onze Meester, weleer,
Ons makend en leerend, te schrijven gaf,
Eén lesse, niet min nochte meer;
Wij schrijven, en kunt gij die lesse toch
Niet lezen, en zijt gij zoo bot?
Wij schrijven, herschrijven en schrijven nog,
Den heiligen Name van God!’

Guido Gezelle, 1857

 

05-10-24 om 13:31

Dat gedicht van Guido Gezelle heet in feite Het Schrijverke.

Cookie-instellingen